CT: onze aanpak

PRiCT is een project waarin docenten in het basisonderwijs leren om Computational Thinking toe te passen in de klas. Door middel van een aantal workshops & trainingen waar het ontwerpen van lessen centraal staan krijgen de docenten de kennis en vaardigheden om op dit gebied met leerlingen aan de slag te gaan. In dit document wordt geprobeerd om deze ‘PRiCT competenties’ verder uit te werken.

Computational Thinking

De deelnemers hebben kennis gemaakt met het begrip ‘Computational Thinking’, en de deelvaardigheden die hierbij horen. Voor Computational Thinking wordt van de volgende definitie uitgegaan: “Computational Thinking is een manier om complexe problemen te begrijpen en hier oplossingen voor te bedenken. En dat op zo’n manier dat de beste oplossing stap voor stap uitgewerkt kan worden”. Daarnaast gaat het daarbij om de volgende begrippen:

  • Decompositie: het opbreken van een complex probleem in kleine onderdelen, zodat het beter te begrijpen en op te lossen is.
  • Patroonherkenning: het vinden van patronen tussen verschillende kleine onderdelen, zodat het complexe probleem efficiënter opgelost kan worden.
  • Abstractie: het filteren en generaliseren van informatie, zodat alleen de kern overblijft.
  • Algoritmes: ‘stappenplannen’ om een complex probleem op te lossen.

Programmeren

Binnen het programmeren hebben de deelnemers 3 belangrijke concepten geleerd. Deze basisconcepten zijn terug te vinden in alle programmeertalen, en vormen de kern. Daarnaast sluiten deze 3 concepten ook goed aan bij ‘unplugged programmeren’. Het gaat om de volgende concepten:

  • Als/dan: het maken van een keuze: als dit gebeurt, dan moet er dat gebeuren. Is het een 1 of een 0? Is het aan of is het uit?
  • Lussen (loops): herhalingen in het programmeren. Dit kan onbeperkt, maar ook op basis van tallen (herhaal 4x), of op basis van als/dan (herhaal tot de knop in gedrukt wordt)
  • Variabelen: informatie die nodig is om een programma te laten werken, en die veranderlijk is. Denk aan de score in een spel, de positie waar je staat, de tijd dat iets duurt.

Naast deze drie basisconcepten hebben de deelnemers ook een aantal ‘unplugged programmeer’ werkvormen aangereikt gekregen, waarmee ze dit in de praktijk kunnen oefenen met leerlingen.